Hij dwaade rustig door de besneeuwde grasveld. Koud voelde hij niet echt. Hij wist hoe hij moest ontsnappen van het internaat. Maar hij besloot voor sochtens er terug te zijn. Hij wist anders toch nergens te gaan. Hij was vaak alleen. Hij was niet zo gewent om in een groepje rond te keten. Hij zuchtte een paar keer en liet zich daarna in het sneeuw vallen. De zwarte nacht liet steren en een volle maan zien. Verveeld begon hij te tellen. Met zijn handen onder zijn hoofd keek hij naar de steren. Hij had toch niets te doen.