Heel langzaam stapte ze in de donker. Daar trok ze zich echter niet van aan. Het was koud heel koud. Haar ogen gleden af en toe naar achteren. Waarom? Wat dacht ze? Dat iemand achter haar aan zat of zo? Ze schudde glimachten haar gezicht en nam grotere passen. Ze was nieuw en moest wat eten halen van haar moeder. Haar lange haren vlogen af en toe de lucht in. Het was nog wel ver van huis. Waarom moest zei dan ook gaan? Haar moeder was die genne dat het eten was vergeten.
[Mag niet dood]